top of page

Als God met mij is, wie is er dan nog tegen mij?

Anoniem.

In een chatgeprek in 2011 met een goede vriendin was het hoge woord er eindelijk voor de eerste keer uit. ‘Ik denk dat ik ook op jongens val.’ Ik was toen 20 jaar oud. Die vriendin vertelde later al snel dat zij ook gevoelens had voor meisjes. Dit heeft onze vriendschap op een bijzondere manier versterkt. Eigenlijk klopte het niet helemaal wat ik haar vertelde, ik wist het namelijk al veel langer. Sinds ik voor de eerste keer les kreeg over seksuele diversiteit dacht ik al: ‘Misschien gaat dit wel over mij.’

Opvoeding

Ik ben opgegroeid in een warm, semi-reformatorisch gezin waar naastenliefde, tolerantie en vrijheid belangrijke waarden waren. Er was geen plaats voor haat of vooroordelen jegens mensen die ergens anders in geloofden, een andere huidskleur hadden, ergens anders vandaan kwamen of … een andere seksuele geaardheid hadden. Ik wist dat de mensen die belangrijk voor mij zijn mij volledig zouden accepteren. Ondanks dat vond ik het maar al te moeilijk om hen mijn geheim te verklappen. Waarschijnlijk had ik het zelf nog niet (volledig) geaccepteerd. En acceptatie van anderen begint met zelfacceptatie.

Geloof en acceptatie

De pijn en moeite zat niet in mijn persoonlijke geloofsbeleving. Nee, ik vond het vooral moeilijk om te accepteren dat ik nu dus nooit kinderen zou krijgen. Iets wat ik altijd heel graag heb gewild. Ik ben echter blij dat ik mag geloven dat God van al Zijn kinderen houdt en dat hij een God van liefde is. Ik heb altijd geloofd dat God Zijn zegen geeft over oprechte liefde tussen twee mensen. Voor mensen is het misschien anders als het gaat om twee mannen of twee vrouwen, voor God maakt dit geen verschil. In de reformatorische kerk waar ik destijds met mijn ouders naar toe ging, werd hier echter heel anders over gedacht. Net als op mijn reformatorische middelbare school werd er geleerd dat homo’s weliswaar onze medemensen zijn die ons respect verdienen, maar dat romantische en seksuele liefde enkel als iets tussen man en vrouw is bedoeld. Met andere woorden: ‘Je mag wel homo zijn, maar niet homo doen.’ Voor mij kwam het echter over als een verbloemende manier om te zeggen dat je geen homo mag zijn. Voor altijd alleen zijn, dat was het kruis dat ik moest dragen

Als ik het nieuws volgde werd ik helemaal droevig en leek de combinatie christendom en homoseksualiteit welhaast nog onmogelijker. Een christelijk land als Oeganda wil de doodstraf op homoseksualiteit invoeren en in de Verenigde Staten zijn er ‘kerken’ die homofoob geweld toejuichen en begrafenissen verstoren met spandoeken die weerzinwekkende teksten als ‘God hates the fags’ and ‘God sent the shooter’ laten zien. Natuurlijk zijn dit extreme voorbeelden, maar voor mijn gevoel kom ik dan wel tussen twee vuren in te staan.

Het vinden van mijn identiteit: ‘Uit de kast’

Mijn ervaringen in de kerk en op school zorgden ervoor dat ik lange tijd niet uit de kast durfde te komen. Ik had mij al voorbereid op een leven als hetero die voor de buitenwereld gewoon nooit zijn ideale vrouw was tegengekomen. Dat toekomstbeeld veranderde toen ik in 2011 voor het eerst voor iemand uit de kast kwam. In een periode in het buitenland voor mijn studie die kort daarop volgde, heb ik goed na kunnen denken over wie ik ben, wat ik voel en wat ik wil. Ik wilde uit de kast komen. Nadat ik ook wat meer vrienden had verteld over mijn geaardheid, kreeg ik positieve energie. Zij hebben mij goed opgevangen en overtuigd dat ik ook voor mijn familie uit de kast moest komen.

Toch bleef ik mezelf wijsmaken dat het helemaal fout zou gaan. De afwijzingen van homoseksualiteit in de kerk en op school hebben daarbij niet bepaald een positieve bijdrage geleverd. Ik zat op dat moment sowieso in een drukke periode. Ik was zo veel mogelijk bezig met de studie en mijn bijbaan om ‘de coming out’ maar uit te stellen. Het leverde een periode van stress en enorme vermoeidheid op. Ik heb een chronische oogafwijking die bij een lage weerstand tot duizeligheid of zelfs flauwvallen kan leiden. Door de combinatie van stress en vermoeidheid begonnen deze problemen ook nog eens te escaleren, waardoor ik een aantal weken ziek thuis heb gezeten. En het h-woord was er nog steeds niet uit. Ik heb wel met mijn moeder voorzichtig over biseksualiteit gesproken, maar nooit met zoveel woorden uitgesproken dat ik op mannen viel.

Uiteindelijk is het mij gelukt en ben ik voor alle mensen die voor mij belangrijk zijn uit de kast. Ik heb van hen enkel positieve reacties ontvangen. Ze waren trots op mij dat ik de stap heb durven zetten. Ik heb in het moeilijke proces van uit de kast komen, naast mijn vrienden, ook veel aan mijn geloof gehad. Misschien kan ik wel zeggen dat ik in die periode minder kerkelijk ben geworden, maar dat mijn persoonlijke relatie met God is versterkt. Ik ben ook steeds opener over mijn geaardheid geworden. Ik ben het niet meer angstvallig aan het verbergen of verzwijgen. Dit heeft er helaas ook voor gezorgd dat een paar mensen die ik vaag kende niks meer met ‘mensen zoals ik’ te maken wilden hebben, maar mijn motto in dat soort gevallen is: ‘Als God met je is, wie is er dan nog tegen je?’

Anno 2016

Inmiddels ga ik sinds een aantal jaren naar een kerk waar er veel meer ruimte is voor mijn homoseksualiteit. Binnen het kerkverband bestaat er zelfs de mogelijkheid om in de kerk te trouwen met mijn eventuele toekomstige prins op het witte paard. Ik heb ook heel veel gehad aan de christelijke homo-organisaties in Nederland. Het is een ware zegen dat deze bestaan om de christelijke LHBT-ers kracht, steun en bemoediging te bieden. Ik zie het ook een beetje als mijn missie om de beide werelden dichter bij elkaar te brengen.

 

Recente blogposts

Alles weergeven
Vind je een reactie ongepast?
Meld het!
Vind je een reactie ongepast?
 
Meld het!
samen zijn wijdekerk
bottom of page