Theo Koster o.p.
Geboren ben ik in 1950 te Groenlo, als zevende kind in een rij van negen. We waren rooms katholiek, en als kind ging ik elke dag naar de kerk, zoals vele leeftijdgenoten in die tijd. Mijn middelbare school volgde ik in Nijmegen, waar ik op internaat zat (seminarie), omdat ik priester wilde worden. In 1970 ging ik studeren in Nijmegen. Ik wilde later graag met mensen werken, overwoog een studie geneeskunde of psychologie, en koos uiteindelijk voor theologie.Niet omdat ik priester wilde worden, want dat ideaal was vervaagd. In de theologie kreeg je te maken met alle aspecten van mens zijn, ook de gelovige en daarom koos ik voor de studie theologie.
Acceptatie
Van mijn geaardheid was ik mij niet bewust. Ik ging er van uit dat ik hetero was, zoals iedereen. Toch speelde er naar ik vermoed al iets, want voor mijn kandidaats (nu bachelor genoemd) maakte ik de scriptie: Homofilie, een probleem? Ik ontdekte dat de geaardheid niet iets is waarvoor je kiest; het is je voorgegeven. De Bijbel zegt niets over deze geaardheid. Er zijn wel teksten die homoseksueel worden geduid, maar dat zegt meer over de duider, dan over de verhalen waarin deze teksten voor komen. Ik schreef deze scriptie als hetero.
Pas rond mijn vierentwintigste jaar werd ik mij bewust homoseksueel te zijn. Mensen in mijn omgeving bleken homo te zijn, en dat gegeven deed mij mezelf op mijn geaardheid bevragen. Zo werd ik homo, langs een makkelijke weg. Ik vond het als tiener moeilijker mijn lengte te accepteren en te hanteren (2.04 meter) dan als student mijn geaardheid. Eenmaal homo merkte ik al gauw dat deze geaardheid volledig bij mij hoorde, net zoals mijn lengte en mijn man zijn. Ik heb er volmondig ja tegen gezegd en tot op de dag van vandaag corrigeer ik mensen, als ik merk dat zij mij voor hetero verslijten. Twee jaren later werd ik kloosterling in de orde van de predikbroeders, de dominicanen. Vijf jaren later, rond mijn drieëndertigste, werd ik priester. Noch de bisschop, noch de dominicanen hadden bezwaren tegen mijn geaardheid. Eén van de broeders die mij al een aantal jaren kende vroeg mij na een half jaar: weet je wel zeker dat je homo bent? Hij had er moeite mee, maar zag ook dat dit niet mijn, maar zijn probleem was. Ik heb het zeer gewaardeerd dat hij me dit vertelde en dat ik voor hem de moeite waard was zijn eigen gevoelens ten aanzien van homoseksualiteit onder ogen te zien en anders te gaan waarderen.
Ruimte voor LHBT-ers
Zolang ik leef heeft mijn kerk een moeizame relatie met seksualiteit. Seksualiteit was en is alleen toegestaan binnen het voor de kerk gesloten huwelijk, en dient daarbij op voortplanting gericht te zijn. Homoseksualiteit, seks voor het huwelijk, masturbatie, het gebruik van voorbehoedsmiddelen zijn allen zondig, en seks was een thema waar men bang voor was. Na het tweede Vaticaanse concilie, begin zestiger jaren, veranderde er weinig in de leer van de kerk, maar verdween het taboe op het praten over en de omgang met seks. Er werd makkelijker over gesproken, en mensen durfden het aan zelf beslissingen te nemen, ook als deze tegen de officiële regelgeving in gingen. Toen in 1968 een encycliek uitkwam (Humanae Vitae), die opnieuw het gebruik van voorbehoedsmiddelen streng verbood, werd dit standpunt door de meeste katholieken naast zich neergelegd.
Drie jaren nadat homoseksualiteit als een stoornis verdween uit het handboek voor psychiatrie verklaarde paus Paulus VI in 1976, dat deze geaardheid is voorgegeven en dat homo’s niet gediscrimineerd mogen worden. Zijn opvolgers hebben dit niet terug genomen, maar met name Johannes Paulus II en Benedictus XVI hebben sterk de nadruk gelegd op: maar je mag niet naar jouw geaardheid leven, want dat is een zware zonde. Er is dus wat meer ruimte ontstaan voor LHBT-ers binnen mijn kerk, mits men maar leeft zoals van een man en vrouw verwacht mag worden of in de woorden van de kerkelijke leer: zoals de Bijbel de leefwijze voorschrijft aan mannen en vrouwen. Seksualiteit tussen twee vrouwen of twee mannen is verboden, en een transitie is uit den boze.
De kerk is mijn thuis
Hoe kan ik als homoseksueel deel blijven uitmaken van een kerk die mij niet volledig accepteert? Het wordt mij regelmatig gevraagd. Mijn antwoord is eenvoudig: de kerk is mijn thuis. De kerk doet mij voelen dat ik de moeite waard ben en niet gemist kan worden. Het voelt als een kind dat zichzelf kan zijn, thuis bij zijn ouders. Dat hoeft dit kind niet te verdienen; het is er, vanzelfsprekend. Dat vertrouwde gevoel verloor ik, toen ik op eigen benen ging staan, met name in mijn studententijd. Maar dat vanzelfsprekend thuis zijn kwam als gevoel weer terug. Ik merk dat de kerk me dit gevoel geeft. Dat vind ik ontzettend kostbaar. Jezus verkondigt: het rijk Gods is nabij, we zijn allemaal zusters en broeders. Je moet elkaar niet de maat nemen. De rode draad in het evangelie is dat mensen niet over elkaar oordelen. De rooms-katholieke kerk zondigt daar verschillende malen tegen. Maar ik zie in essentie dat dit is waar de kerk voor staat. En dan zeg ik: dit wil ik niet missen. Dit is voor mij de moeite waard. Ik hoor daar wezenlijk bij; ik ben een kind van God.
Straal uit wie je bent
De huidige paus, Franciscus, straalt uit, waar de rooms-katholieke kerk voor staat. Hij denkt niet wezenlijk anders over homoseksualiteit dan zijn voorgangers, dus zoals de kerkelijke leer aangeeft. Maar hij komt LHBT-ers open tegemoet en behandelt hen als mensen, en niet als gemankeerde wezens. Hij straalt naar vriend en vijand uit dat zij de moeite waard zijn, dat zij mensen zijn, cadeautjes van God.
Waar de kerk voor staat reikt veel dieper dan acceptatie. Zelfacceptatie en geaccepteerd worden zoals je bent is belangrijk, maar is slechts een eerste stap. Waar het om gaat is dat je volledig ja zegt tegen anderen en tegen jezelf, ongeacht hoe je in elkaar steekt. Je geaardheid accepteren is één. De volgende stap is jouw geaardheid bevestigen als wezenlijk behorend bij jou, wat je met andere woorden dus niet kunt missen. Dan ga je vertrouwen uitstralen, een ander woord voor geloven. Je merkt dat je minder gevoelig reageert op kritiek en jouw geaardheid vruchtbaar wordt in jouw omgang met mensen. Als studentenpastor merkte ik dat vrouwen zich gemakkelijk aan mij bloot gaven, hun pijnlijke kant met mij durfden delen, omdat ik als homo niets bedreigends naar hen uitstraalde. Een bisschop kwam met mij praten, omdat ik homoseksuele relaties zegende, iets wat de rooms-katholieke kerk verbiedt. Min of meer vanzelfsprekend kon ik getuigen dat de kerk in dezen verkeerd handelt. De bisschop was het niet met mij eens. Toch kreeg ik geen berisping noch werd mij verboden het nog eens te doen, integendeel: ik werd gerespecteerd, met andere woorden bevestigd als persoonlijkheid.
De moeite waard
De kerk heeft jonge LHBT-ers alles te bieden, namelijk een thuis. Thuis leer je je mooie en lelijke zijden, je zwakke en sterke kanten te ontdekken, te bevestigen en te hanteren, zodat je gaat uitstralen wie je bent, en dat doet niet alleen jezelf, maar ook andere mensen in jouw omgeving goed. Blijf niet steken in acceptatie, noch in de regelgeving van de kerk. Er zijn in de rooms-katholieke leer vele dingen die niet mogen of die moeten. Hoe belangrijk ook, de leer biedt slechts hulp om dát wat als belangrijk ontdekt is te bewaren en door te geven. Niet deze regelgeving is heilig, maar dat wat ze tracht te behoeden: dat jij als mens de moeite waard bent, ongeacht of je dit verdient.