Peter Gerrets.
Lieve lezers,
Ik heb zo'n afschuwelijke hekel aan vroom gepraat en vroom gebed. Als we de Bijbel van harte geloven, wordt het anders. Dan zoeken predikanten, ambtsdragers en gemeenteleden elkaar op. Over kerkmuren heen. Niet voor een keertje, maar voor altijd. Dán alleen kun je van harte belijden in woord en in daad: ‘Ik geloof één heilige, algemene christelijke kerk, dé gemeenschap - dat is het met elkaar vieren - van de heiligen - dat zijn de geheiligden in Christus, de opstanding van de doden en een eeuwig leven!’
In dit gebed komen we tot God, om te bidden voor de eenheid van de christenen.
Gods liefde
De liefde van Christus drijft ons.
Dus ‘beoordelen we van nu af niemand naar het vlees;
ook al hebben wij Christus leren kennen naar het vlees,
nu echter kennen wij niet meer zo.
Want al wie één met Christus is,
is een nieuwe schepping;
al het oude is voorbijgegaan, zie het is nieuw geworden’ (2 Korintiërs 5:16-17 Naardense Bijbel, 2014). Dit zijn andere maatstaven, want, de liefde van Christus drijft ons. Christus stelde zich ter beschikking van God
én van de hele wereld om onze volmaakte Hogepriester te zijn,
maar ook ons volmaakte offerlam. Hij offerde zichzélf op namens de wereld,
tot uitdelging van ónze schuld bij God. Hij kreeg de doodstraf die voor ons bedoeld was,
maar overwon die dood en stond op,
zódat wij van God omwille van Christus,
redding, verlossing en verzoening ontvangen. Wie zich aan die liefde van God
en aan die liefde van Christus toevertrouwt behoort God toe.
Eén voor állen, állen voor Eén.
De Heilige Geest ontvangen
Ik leef als christen voor God. En wat betekent dat nu in het dagelijkse leven? Dat wij, op hetzelfde ogenblik dat wij in Christus geloven,
we de Heilige Geest in ons leven ontvangen,
als teken en zegel (Efeziërs 1:13-14). Als je christen bent,
niet door geboorte uit christelijke ouders,
niet doordat we als baby besprenkeld zijn,
niet door gewoonte of door traditie,
niet door naar de kerk te gaan,
maar door een persoonlijk geloof
in wat Jezus Christus voor ons heeft bewerkt,
dán heb je de Heilige Geest ontvangen.
Dán ben je verzegeld.
Elkaar niet beoordelen Onze energiemeters in de meterkast
zijn ook verzegeld door de energiemaatschappij.
Ze blijven eigendom van de energieleverancier
En daar moeten wij van afblijven. Een christen is het eigendom van God.
Ze zijn verzekerd door de Heilige Geest. Dus niemand anders mag jou benadelen,
Mag je schade toebrengen of van Christus scheiden. De Heilige Geest beoordeeld ons heel anders
dan wij van huis uit of door de maatschappij beoordeeld worden. Paulus zegt: ‘Van nú af beoordeel ik iemand niet meer naar het vlees.
Dat betekent: niet meer naar menselijke normen en maatstaven. Niet op het uiterlijk of geslacht, niet op huidskleur, taal of ras; niet op achtergrond of vóórgeschiedenis; niet op de positie op de maatschappelijke ladder. niet op leeftijd of bezit; niet op seksuele geaardheid. Want dát hebben wíj gedaan. Zelfs Jezus de Christus hebben we beoordeeld
naar menselijke normen en waarden,
naar menselijke maatstaven. Velen die leefden in de tijd dat Jezus hier op aarde was,
hebben Hem leren kennen als mens en als zodanig beoordeeld: Als zoon van Jozef en Maria; als geminachte Nazarener; als Galileeër; als zelfbenoemde rabbi; als wonderdoener; als sabbatschender; als vreemde uitlegger van de Schrift; als iemand die zich voordeed als Messias, als Zoon van God; als godslasteraar; als iemand die de pretenties niet waarmaakte; als misdadiger; als vervloekte;
als Gekruisigde. Menselijke maatstaven. Als mensen-zonder-Christus beoordeelden we Christus
en de mensen om ons heen op déze manier. Maar vanaf nú niet meer. Zó kijken we niet meer naar Christus. Zó kijken we niet meer naar andere mensen. Zó kijken we niet meer naar ons zélf. Nooit meer. Paulus schrijft hierover in zijn brieven.
God ziet mij, mens in relatie met Christus als nieuwe schepping. Nieuw geboren, nieuw, eeuwig leven, Gods eigendom. God ziet de ander, mens in relatie met Christus als nieuwe schepping. Nieuw geboren, nieuw, eeuwig leven, Gods eigendom. O, mijn God. Wat hebben wij gezondigd, als christenen tégen elkaar. Wij hebben medechristenen beoordeeld naar het vlees! ‘Hij hoort niet bij ónze kerk.’ ‘Zij gaat naar de verkeerde kerk.’ ‘Ze hangen verkeerde dogma's aan’, of ‘ze dopen verkeerd’. ‘Ze hebben onvoldoende zondebesef’ en ‘het is niet altijd halleluja’. ‘Oei, de vrouwen dragen er geen hoed’. ‘Nee toch, ze hebben vrouwelijke ambtsdragers’. ‘Er worden gezangen gezongen’, of ‘ze zingen ritmische psalmen’. ‘Ze denken dat de Geestesgaven voor nu zijn’ . We beoordelen mensen naar het vrome vlees. Maar als wedergeboren christenen deden we dat toch nooit meer? Toch wel, en ál die vleselijke beoordelingen
hebben grote en pijnlijke splitsingen, afscheidingen veroorzaakt.
Schuld belijden In dit gebed van eenheid voor de christenen bidden we,
maar behoren wij schuld te belijden aan God,
behoren we als kerkleden en predikanten schuld te belijden naar elkaar. Want bidden alléén is goedkoop.
Ons Schriftgedeelte zet ons aan tot erkenning van onze schuld
ten opzichte van onze medebroeders en medezusters. Wij én zij zijn in Gods ogen omwille van het volbracht werk van Christus
ééns en voor altijd een nieuwe schepping en nieuw, veranderde christenen. Het oude is voorbijgegaan.
Dat wil zeggen ons leven-zonder-Christus, ons verleden, mijn verleden. Die menselijke, onvolkomen, zondige kerkgeschiedenis,
is voorbijgegaan. Zie, het is allemaal nieuw geworden. Zie…
…niet naar jouw verleden en je zonden. …niet naar jouw falen en je fouten Zie…
…niet naar het verleden van een ander en hun zonden.
…niet naar hun falen en hun fouten. In het sterven en begraven worden van Christus
is heel mijn verleden en dat van de ander gestorven en begraven. In de opstanding van Christus ben ik en is de ander opgestaan
tot een nieuw leven in verbondenheid met onze Heer.