Marian Geurtsen.
Coming-out dag is een uitnodiging aan lhbt-mensen om trots te zijn op wie ze zijn. En een uitnodiging aan alle andere mensen om hen te respecteren. Je kunt nooit weten of je in een van hen misschien Christus ontmoet.
Tussen kerk en homoseksualiteit ligt een complexe relatie. Vandaag stelt de rooms-katholieke kerk haar boodschap voor als eeuwig en onveranderlijk, maar zo eenvoudig is het niet. Er is in de kerk een lijn van minder bekende verhalen, die dwars lijken te staan op de boodschap van de kerk. Coming-out dag is een mooie dag om de heiligen Sergius en Bacchus te gedenken: twee Romeinse mannen die onafscheidelijk waren en samen de marteldood vonden.
Sergius en Bacchus waren aan het einde van de derde eeuw officieren in het Romeinse leger. Volgens de historische bronnen zijn de twee onafscheidelijk, één in hun liefde voor Christus, één in hun werk in de wereld. Als ze bidden, bidden ze samen. Als ze zingen, klinkt er één lied. Als ze spreken, spreken ze uit één mond. Hun lijflied is psalm 133: “Zie hoe goed, hoe weldadig: broeders te wezen en samen te zijn”.
Waarom ze beschuldigd worden van christelijke sympathie? Niemand weet het. Is het onbegrip vanwege hun liefde voor elkaar? Of simpelweg jaloezie vanwege hun goede positie aan het hof? Ze worden verraden. En de keizer – bij wijze van test – nodigt hen uit om samen met hem te gaan offeren aan de Romeinse goden. Sergius en Bacchus gaan mee met de keizer, maar blijven buiten de tempel wachten, want offeren aan een andere dan de ware God, dat doen ze niet. Het is hun doodvonnis.
“Hoe kan het toch dat jullie geloven in de zoon van een timmerman?”, vraagt keizer Maximianus hen, “die Jezus van jullie is als bastaard geboren, zijn moeder ongehuwd zwanger. Dat is toch niet te vergelijken met de respectabele Romeinse religie waar alle goden netjes getrouwd zijn? Kijk hoeveel kinderen Zeus binnen zijn huwelijk met Hera heeft voortgebracht”.
Sergius en Bacchus verwerpen deze beschuldigingen, maar tevergeefs. Keizer Maximianus, zwaar op zijn teentjes getrapt, veroordeelt ze tot de dood.
Maar eerst laat de keizer hen in vrouwenkleren hullen en door de stad voeren, te kijk voor alle burgers. Zo is de humor van deze keizer. Sergius en Bacchus verweren zich met hun eigen humor en zingen op straat: “We hebben de oude mens uitgetrokken en naakt verblijden we ons in U, Heer, want U trok ons het kleed van de bevrijding aan en hulde ons in de mantel van gerechtigheid. Als bruiden heeft U ons gekleed met jurken en ons aaneen gesmeed voor uw aangezicht”. Teksten van Paulus en van de profeet Jesaja. Bijbelkennis brengt je nog eens wat.
Overdag worden ze ondervraagd en gemarteld. ‘s Nachts in hun cel bidden en zingen ze samen psalmen. Een engel van God komt hen moed inspreken: “Houd stand in jullie geloof en liefde. God staat jullie bij en waakt over jullie.” Daarop zingen ze samen psalm 3: “Neerleggen mag ik mij, en slapen – De Heer is onze rust. Onbevreesd zijn wij voor duizenden volks, al sloten zij rondom ons hun rijen. Verrijs, Heer – mijn God, red ons uit. De Heer, hij is de bevrijder. Uw zegen zij over uw volk”.
Bacchus is de eerste die omkomt onder de martelingen. Het maakt Sergius’ hart ziek van verdriet en hij treurt: “Nooit meer, broertje en vriend, zullen we samen zingen ‘Zie hoe goed, hoe weldadig: broeders te wezen en samen te zijn.’ Je bent van mij gescheiden en naar de hemel gegaan, je laat mij achter op aarde, verweduwd, zonder troost”.
Maar in de nacht verschijnt hem Bacchus stralend als een engel. “Waarom rouw je en heb je verdriet, broertje? Mijn lichaam mag van je weggenomen zijn, maar in onze band ben ik nog altijd onverbrekelijk nabij. We zingen en reciteren nog steeds samen psalmen. Spoed je dan, broertje, om mij na te jagen en mij te winnen wanneer je de koers volbracht hebt”.
Het duurt niet lang voordat ook Sergius sterft. Hij wordt met het zwaard onthoofd. Op de plek waar de onthoofding plaatsvindt, laat God een grote kloof in de aarde ontstaan, zodat alle heidenen ontzag zullen hebben voor Hem. Eens per jaar komen de wilde dieren hier bij elkaar, samen met de mensen, en de dieren zullen de mensen niet aanvallen uit ontzag voor wat hier gebeurd is met de heilige man.
Bacchus en Sergius zijn populaire heiligen gebleven in de oosterse kerk. Hun verhaal komt voor in liturgische teksten die bijna vergeten zijn, waarin mannen een zegen van de kerk ontvangen over hun verbondenheid. Liturgische teksten die opgespoord zijn door John Boswell in zijn – niet onomstreden – studie Same Sex Unions in Premodern Europe. Je kunt natuurlijk tegenwerpen: dit verhaal gaat helemaal niet over homoseksualiteit. Het gaat over twee mannen die geen christen mochten zijn. Dat klopt. Het gaat niet over homoseksualiteit. Al is het maar omdat ons idee van homoseksuele relaties nog helemaal niet bestond in de middeleeuwen, in de praktijk van de Griekse en Romeinse wereld. De homo-erotiek die erin doorklinkt is slechts een motief. Het is niet het hoofdthema dat geproblematiseerd wordt, maar een vanzelfsprekend onderdeel van het verhaal. In dit verhaal steunen twee mannen elkaar in de strijd om te mogen geloven in Christus. En God steunt hen daarin door dik en dun.
Als het waar is wat de kerk gelooft, dat in de heiligen God zelf aan het werk is op aarde, dan is het hoopvol dat God ook werkt door een stel mannen die erg veel van elkaar houden, of door een vrouw die een mannenleven leidt, zoals Thecla of Jeanne d’Arc. Of door iemand die mannelijke en vrouwelijke kenmerken in zich verenigt zoals Wilgefortis. Hoopvol voor alle mensen vandaag die moed verzamelen om uit de kast te komen om zichzelf te mogen zijn.