Jay.
Daar zit ik dan. Met grote ogen 100 keer dezelfde vraag aan het herhalen. “Ik kan toch niet gay zijn. Dat moet ik toch wel gelijk hebben gemerkt?” De eerste keer dat ik het een soort van besefte was best shocking. Het drong niet helemaal door en zo snel als de gedachte kwam, zo snel probeerde ik hem weer weg te krijgen. “Ik denk wel meer gekke dingen en dit is er één van.” Met dat antwoord probeerde ik de vraag te vergeten. Ik was op dat moment 14 jaar.
De term ‘gay’ of ‘homo’ had voor mij een negatieve lading. Ik groeide op in een omgeving waar het toen niet echt geaccepteerd werd. Nu nog steeds niet eigenlijk. Het werd vaak gebruikt als scheldwoord of roddel. Iemand die anders was kreeg al snel het label ‘gay’. En ja, ik heb dat label ook soms gekregen. Eerst wist ik niet wat het was. Toen kon het me ook nog niet raken. Wat niet weet, wat niet deert.
Er werd mij geleerd wat het was. “Wanneer je gay bent, valt een man op een andere man en dat is iets wat heel verkeerd is.” Ik nam die gedachte klakkeloos over en begon erin te geloven. De eerste stappen naar een eenzame tijd voor mij waren gezet. Zo gek vond ik de gedachte niet. In die tijd heb ik nooit iemand ontmoet die er positief over was. De kerk niet, vrienden niet en familie niet. Zij hadden waarschijnlijk ook geleerd dat het iets negatiefs was.
Tijdens de puberteit ontwikkelde ik me, en ik kreeg steeds meer kennis over verliefdheid. Tijdens voorlichtingen werd mij geleerd dat ik verliefd zou worden. Op een meisje dan. Om me heen zag ik al mensen op elkaar verliefd worden. “Als ik eerst maar verliefd wordt op een meisje, dan ben ik net zoals de rest” Ik stippelde mijn leven al uit. Ik zou verliefd worden, verkering krijgen, daarna trouwen. Voor de rest boeide het mij niet zoveel.
“Waarom blijf ik toch telkens aan die ene jongen denken? Ik moet toch aan een meisje denken? Ben ik gay? Nee dat kan niet. Het is iets wat verkeerd is en niet zoals het hoort.” Met die gedachte begon het. Ik begon van mezelf te merken dat ik me niet op meisjes focuste. Ik keek naar jongens. Ik kreeg er een gek gevoel van. Iets warms en fijns. En op hetzelfde moment vond ik het eigenlijk niet zo fijn. Het hoorde niet en ik wilde niet tegen de ‘regels’ ingaan.
Toch was de gedachte er steeds vaker. Ik werd toch wel nieuwsgierig. Ik begon me erin te verdiepen. Maar dan wel stiekem. Ik merkte dat jongens mijn aandacht trokken. Ik vond jongens leuk. Toen die gedachte realistisch werd, gingen alle alarmbellen af. “Ik mag niet gay zijn. Het kan niet en niemand accepteert het. Ik stop het weg. Ik doe gewoon alsof ik op meisjes val. Zo moeilijk zal dat toch niet zijn? Gay zijn is verkeerd en daar ben ik van overtuigd. ” Zonder het door te hebben heeft die overtuiging het mij heel zwaar gemaakt …
Speciaal voor Wijdekerk doet Jay zijn persoonlijke verhaal. Hij is sinds een paar maanden uit de kast. Jarenlang heeft hij dat nooit gewild. Iets waar hij nu veel spijt van heeft. Het bracht hem veel eenzaamheid en verdriet. Iets wat niet hoort. Bij niemand!