M.
De zomer van de afgelopen dagen verslindt me met huid en haar. Zonder te kauwen slikt ze me heel door en beland ik op de bodem van haar maag. Voor mij is deze hitte meedogenloos en het verteert me levend. Twintig graden met een windje is voor mij écht de max. Ik ben vast één van de weinigen in ons land, die zo geniet van onweer, wind en natte dagen. Waar officieel een winterdip bestaat heb ik de summerblues. En ik haal pas opgelucht adem, wanneer de brandende zon ondergaat.
Mijn voorhoofd is klam van het zweet en de druppeltjes lopen langs mijn hals over mijn borst naar beneden. Ik voel ze glijden; één voor één. Ik snak ernaar de gracht in te duiken en het koude water om mijn lichaam te voelen, gewoon met kleren en al. Onder de oppervlakte te verdwijnen en de wereld gedempt te horen. De koelte en rust van het ritmisch deinende water zouden me troosten. Ik loop gevaarlijk dicht tot aan de rand van de kade, maar ik houd me in, zoals altijd.
Uit frustratie besluit ik een patatje te halen. Het is ver voorbij etenstijd, maar dat kan me niet zoveel meer schelen. En ik wil een ijsje na.
De vrouw bij de friettent heeft een kortgeknipt kapsel, een zwart T-shirt aan en draagt een afgezakte spijkerbroek. Ik bekijk haar lichaam, hoe ze beweegt en besef ineens dat ik dat doe. Snel kijk ik naar de gekleurde vorkjes in een bakje op de balie en begin ze in gedachten op kleur te sorteren.
Wanneer ze zich omdraait kijkt ze me net iets te lang aan. Ze heeft helder blauwe ogen en sproetjes op haar neus, maar ik houd me in en kijk verlegen weg. Mijn puntzak is klaar en ik weet niet hoe ik snel ik me uit de voeten moet maken en de calorieën mijn lichaam in moet jagen.
Maar deze honger blijft zeuren en laat zich niet verzadigd eten. Het knaagt aan me, non-stop. Het gonst vierentwintig uur per dag rond, ergens in mijn lijf. Het bijt gemeen onder mijn huid en hoe graag ik ook wil; het laat me niet met rust. Ik slik het voor even weg met fastfood. Ik houd me in.
Ik heb geleerd mijn verlangens de mond te snoeren, te begraven onder regels en gebiedende woorden. Want het is niet goed om toe te geven aan dit soort “slechtigheden”. Dus ik houd me in. Gevangen in een web van vooroordelen, nare ervaringen, regeltjes en etiketten; hoe het hoort, moet en mag zijn. En hoe langer ik erover pieker, hoe kleiner de mogelijkheid eraan te ontsnappen wordt.
Patatje oorlog in mijn hoofd. Eenzaamheid knaagt aan mijn ziel en ik zit compleet in de knoop; een potje Twister is er niets bij. En dat allemaal om wat ik voel. Omdat ik verlang naar vrijheid en naar ademruimte. Maar ik vind het niet. Ook al geeft een ander het me op een presenteerblaadje, ik voel het niet.
De zon gaat langzaam onder en ik zucht; eindelijk. De hemel wordt oranje rood paars en donker, zwart. Afgekoelde wind waait langs mijn huid; even weer op adem komen.