Jacob Diederiks.
De afgelopen weken fietste ik op maandagmiddag naar mevrouw X in het Verzorgingshuis. Ze had gereageerd op mijn oproep in het ledenblaadje van de ouderenbond. Het leek haar leuk als ik haar ‘Leven ín kaart’ ging brengen. We kenden elkaar niet. Zo gingen we onbevooroordeeld het avontuur aan, want het is niet niks, de hoogte- en dieptepunten van je leven toe te vertrouwen aan een wildvreemde. Zou ze alle hartsgeheimen wel durven prijsgeven (niet dat dit móét) en moest ik er niet voor waken te dichtbij te komen? Het viel reuze mee. Ondanks haar 91 jaren was mevrouw X (noem mij alsjeblieft bij mijn voornaam, zei ze bij mijn tweede bezoek) nog helder van geest, bij de tijd en bovenal open-minded. Ze bleek zelfs een laptop en smartphone te bezitten, wat het voor mij een stuk makkelijker maakte. Als ik vertrok gaf ik haar de tien kaarten van het volgende thema, zoals “Relaties” of “Oud worden, gunst of kunst”. Dan kon ze daar alvast over nadenken.
Maar als ik na een week terugkwam, had ze alles al verwerkt op haar laptop en zelfs uitgeprint. Wel vol taalfouten en zonder punten en hoofdletters, maar dat wist ze met alleen lagere school zelf als de beste. Lachend zei ze: Je verbetert het maar! Het leerde mij veel respect te hebben voor deze vrouw, die vóór WO-2 opgroeide in een agrarische omgeving op het oude land. Zo melkte ze op twaalfjarige leeftijd dagelijks tien koeien, kom daar nu eens om! Wat bij mij ook veel indruk maakte was de toenmalige saamhorigheid van familie, buurt- en dorpsgenoten, zoals die keer toen de boerderij tot de grond toe afbrandde. En wat een tijd, die vreselijke oorlog. En alsof dat nog niet genoeg was, kwam daar nog een kerkstrijd overheen!
Toen ik op een keer vroeg welke spelletjes er vroeger gespeeld werden op het schoolplein van de Gereformeerde dorpsschool, bleek er verschil te bestaan tussen de jongens en meisjes. Meisjes deden aan touwtje springen. Je weet wel, met zo’n lang touw. En de jongens, mochten die niet meedoen, vroeg ik. Nee, antwoordde ze lachend. Dat zou gek geweest zijn - een jongen die touwtje springt! Jongens hoorden te voetballen. Op een of andere manier had ze mijn vraag begrepen en zei dat je vroeger niet eens wist wat een homo was. Daar werd op school en in de kerk nooit over gesproken. Heel anders dan nu. Ze vertelde over haar neef, die gescheiden was van zijn vrouw. En hij heeft nog twee kinderen ook, voegde ze er verbaasd aan toe. Ze keek me aan en vroeg: Hoe kan dat? Homo en toch kinderen hebben. Vreemd.
Tja, wat zeg dan als interviewer? Als homo. Me op de vlakte houden vond ik laf en kon ik niet. Daarom keek ik haar aan en zei dat ik het juist héél goed begreep. Ik brandde los. Vroeger bestond het hele thema niet, thuis en op school niet en zeker in de kerk niet, zei ik. Wist u dat er zo’n zeven op de honderd mensen homoseksueel of iets anders zijn? Stel dat er in de kerk driehonderd mensen zitten, dan zitten daar zo’n twintig homo’s tussen. Ziet u ze zitten? En hebt u de kerkenraadsbank al bekeken? Nee, natuurlijk niet. Ze dragen geen merkteken op hun voorhoofd, maar houden zich stil. Niemand mag het weten. Als ze het zelf al weten.
Eenzaam zijn ze ook, soms tot wanhoop aan toe. Intussen zien ze leeftijdsgenoten verkering krijgen en trouwen. Soms vragen ze of jij nog niet toe bent aan een meisje. Je weet niet wat je moet zeggen en stamelt wat. Omdat je het zelf niet goed beseft. Je voelt je anders, maar wat dan toch? Je hoorde, las of zag er niets over, in het afgeschermde milieu waarbinnen je opgroeide.
Dan lees je een advertentie van de GRV, de Gereformeerde Reisvereniging. Die trektocht door de Alpen lijkt je wel wat. En wie weet loop je daar je toekomstige bruid tegen het lijf. Drie jongemannen op twaalf dames, keus genoeg. Het lukte! Een jaar later trouwden we. Nog een jaar later het eerste kind. Het gevoel van toen leek helemaal verdwenen. Langzaam kwam het terug…
Ik was gestopt en keek in haar ogen. Ik heb het nu over mijzelf, zei ik. Ze knikte. Dat had ze al begrepen.
Ademloos had ze geluisterd. Nu was het niet meer vreemd. Bij het afscheid pakte ze mijn hand stevig vast en glimlachte: tot de volgende keer!