Jacob Diederiks.
Na bijna twintig jaar sta ik weer voor de klas. De les gaat over de zon, de maan en de sterren. Ik leg uit dat zolang de zon schijnt, wij bestaan. “Houdt dat nooit op?”, vraagt Joanneke. Pienter kind, al zit ze op het speciaal onderwijs. Ik glimlach. “Vorige week vertelde je over je hamster die doodging, weet je nog, Joanneke?” Ze knikt. Natuurlijk weet ze dat nog. Ik ga door en vertel dat aan alle leven eens een einde komt. Van de dieren, maar ook van de mensen. Van jou, van jullie en van mij. De kinderen worden stil. Ik kijk in verwachtende ogen. Ook in die van mijn drie zonen. Dat dit niet kan, besef ik niet. Ik droom. Mijn jongens zijn volwassen. De oudste kan niet goed meer lopen, hij heeft MS. De middelste woont al jaren samen met zijn vriendin, net als de jongste met zijn vriend. Maar hier zijn ze even oud als de kinderen van mijn klas. Dat ik ze hier zie, zal komen door de foto die ze me gisteren toestuurden. Ze zitten daar samen in een motorboot en zwaaien me al lachend toe.
Ik ga verder met de les over ons zonnestelsel. Met mijn rechterhand pak ik de leren voetbal van Peter, die hij veilig onder zijn tafeltje heeft gelegd. Met twee stappen ben ik bij mijn bureau en grijp met mijn linkerhand de mandarijn, die klaarligt voor de lunch. Ik spreid mijn armen. “Kijk, als dít de zon is, is dít de aarde. De zon staat stil, de aarde draait.” Met een ver uitgestrekte arm laat ik de aarde om de zon draaien. Aan de blikken van de kinderen zie ik of ze me begrijpen. Ze kunnen niet goed leren, maar zijn niet gek. Dit snappen ze. “Nu jouw vraag, Johanneke. Je vroeg of de zon altijd blijft schijnen. Nou, nee! Ook de zon houdt er een keer mee op. Maar... dat kan nog duizenden, misschien wel miljoenen jaren duren.” Ik hoor een jongen zuchten. Hè, gelukkig!
Nu zou ik eigenlijk dóór moeten en vertellen over de zon die niet meer schijnt en de aarde die vergaat. Met alles en iedereen erop en eraan. Dat ons zonnestelsel uiteen zal spatten en er van ons de kleinst mogelijke kern overblijft, die samen met alle rondzwevende kernen zal samenklonteren tot weer een nieuw zonnestelsel. Dat onze onvergankelijke zielen een nieuw lichaam zullen vinden. Dat we voor altijd gelukkig zullen zijn. Dat we daar God zullen zien. Maar dit geheim is nog te groot voor kinderzielen. Ook voor mijn zonen, die hun vader verwachtingsvol aankijken. Maar ook vader zegt maar wat hij hoopt.
Na de nachtmerrie van de voorgaande nacht, maakt deze droom mij zó gelukkig. Ik hoef niet meer bang te zijn voor de dood. Ik kan er zelfs naar verlangen. Dan komt er aan alle ellende in één klap een einde. Dan hoef ik me niet meer buitengesloten te voelen. Dan ben ik niet meer depressief. Dan kan ik eindelijk zijn wie ik ben.
コメント