Anoniem.
Het is guur wanneer ik uit de auto stap. Tijdens de hele autorit heb ik de mistlampen aangehad en heb ik moeten uitkijken voor gladde wegen. Ik hoorde op de radio dat de mist nog wel een paar uur zou aanhouden. De terugweg zal dus net zo mistig en glad zijn als de heenweg. Niet zo lang geleden stond ik ook op deze parkeerplaats en volgens mij was het toen ook hetzelfde weer als nu.
Het is vandaag een doodnormale doordeweekse dag. Ik zie de mensen al etend de supermarkt uitlopen en ik zie dat mensen voor een bakkerswinkel elkaar ontmoeten en daar binnengaan. Het is lunchtijd, maar daar kom ik niet voor. Tegenover mij staat de grote kerk van het plaatsje waar ik naar toe ben gereden. De kerktorens en het dak van de kerk zijn gehuld in de mist, maar desondanks zijn de massieve kerkdeuren nog wel zichtbaar.
Als ik de kerk betreed, sta ik eerst in een klein voorportaaltje van een paar vierkante meter. Met wat flinke kracht duw ik een tweede massieve eiken deur open en dan ben ik binnen. Mijn ogen moeten nog een beetje wennen aan de verminderde lichtstralen in de neogotische kerk. Het is stil, behalve dat ik ondanks de dikke muren nog enkele auto’s hoor rijden. Het grootste gedeelte van het schip is afgesloten door een smeedijzeren hekwerk. Maar niet alles is afgesloten voor bezoekers. Al vrij snel zie je rechts een apart kapelletje, vrij van hekken. Eenmaal in die ruimte rust een Mariabeeld op een steunpilaar aan de muur. Alleen Maria en ik zijn in het kapel.
Deze keer is er geen wandelaar met een kostbaar fototoestel die hier even een rustpauze neemt. Ik ben alleen met Maria en dat komt goed uit. Ik bid niet vaak. Ik moet toegeven dat ik dat te weinig doe. Ik word een beetje nerveus als ik moet bidden. Ik voel me dan extra nederig en soms voelt het onwennig aan. Misschien helpt nu dat Mariabeeld mij een beetje door mij een focus te geven. Ik concentreer me dan op haar en gebruik dat beeld van nog geen meter hoog als een tussenpersoon tussen mij en God. Er branden een tiental waxinelichtjes, waarvan enkele bijna op zijn. Op een box onder de brandende kaarsjes plakt een half gescheurd etiket met daarop een bedrag van 0,50 euro. Ik pak een waxinelichtje met half gescheurd etiket met daarop een bedrag van 0,50 euro. Ik pak een waxinelichtje en steek het aan.
Ik bid hier specifiek voor één persoon. Ik kwam hem tegen op een datingsite. Het klikte vanaf het begin. We konden uren praten en we leerden elkaar beter kennen. Ik werd verliefd op hem. En misschien was het ook wederzijds. We hadden het naast dagelijkse dingen ook regelmatig over religie en geloof. Wanneer hij sprak over religie, gaf hij vaak aan dat er vermoedelijk ‘iets’ zou bestaan. Hij werd niet christelijk opgevoed, ook al was hij in een katholieke kerk gedoopt. Hij zei dat het geloof niet iets voor hem was. Hij vertelde dat zijn homoseksuele gedrag in het verleden niet normaal was en dat zijn gedachtes, zoals jaloezie, ijdelheid en dergelijke, fout waren. Het leek alsof hij een soort van religieus minderwaardigheidscomplex voelde en dat hij niet goed genoeg zou zijn voor een god. Ik wilde dat beeld rechtzetten, want ik geloof dat er een God is die er voor iedereen is, ook voor mensen zoals hij. Achteraf gezien leek het alsof hij zich gecriminaliseerd voelde door religie, terwijl hij niet eens kerkelijk was. En wat deed ik? Het voelde niet goed om op het moment waarin hij zijn zwakste plek liet zien de betweter uit te hangen. Ik deed niks.
Op een gegeven moment hoorde ik weinig van hem. De sinterklaasperiode was net afgelopen en Nederland maakte zich op voor de kerst. Ik wist dat december een lastige periode voor hem was. Ik hoorde niks meer, tot dat ene moment. Ik kwam erachter dat hij op de intensive care in het ziekenhuis lag. Het bleek dat hij na onze laatste date zichzelf in de polsen had gesneden. Hij overleefde het. Maar onze wegen moesten scheiden.
Nu sta ik weer hier in de katholieke kerk. Hij zou vandaag 29 jaar worden. Ik weet eigenlijk niet eens of hij op dit moment nog leeft. Sinds we elkaar niet meer spreken, heb ik me nog wel voorgenomen om in ieder geval altijd op zijn verjaardag een kaarsje aan te steken. Zo lang ik blijf leven, blijft er voor hem een kaarsje branden, tenminste één keer per jaar. Afgelopen december ging ik een keer extra naar deze kerk, omdat ik het gevoel kreeg dat ik een keer extra moest komen om een lichtje voor hem aan te steken.
De vlam pakt mijn kaars goed. Ik bid hardop, met mijn ogen open, mezelf zonder gêne richtend tot het Mariabeeld. Nu bid ik niet voor de wereld, noch voor het Koninkrijk, noch voor de armen, noch voor mezelf of puur om een christenplicht uit te oefenen. Ik bid voor hem. Ik hoop dat, indien hij nog leeft, hij toch iets mag ervaren van God. Ik had het anders kunnen aanpakken. Ik had meer moeten vertellen over de onvoorwaardelijke liefde van God, ik had zijn verkeerde strenge godsbeeld kunnen omzetten, ik had hem kunnen laten zien dat hij er mocht zijn, dat het leven voor hem niet af was. Heer, vergeef mij dat ik heb verzaakt.
Mijn gebed is klaar. Ik kan nu verder niets meer doen, behalve volgend jaar terug keren op dezelfde dag, voor zijn 30 ste verjaardag. Maar mijn leven gaat door en ik moet weer de auto instappen. Ik ga terug de mist in.
Commentaires