Interview door Johan Verweij.
EMMELOORD - ‘Oudroze’ is de titel van het nieuwe boek van Jacob Diederiks. Hierin beschrijft de 79-jarige oud-leraar hoe hij de vijftiger jaren in de Biblebelt heeft ervaren. Zijn verhaal intrigeert. Want wat hij schrijft en ook wat hij me tijdens dit interview vertelt, houdt me dagenlang bezig. Het hartverscheurende relaas is een schreeuw om aandacht en vooral ook een aanklacht tegen de kerk: ‘Iedereen moet weten hoe het is om als homoseksueel op te groeien in een gemeenschap die er zo veroordelend mee omgaat.’ Tegelijkertijd voelt hij een enorme behoefte naar verbinding: ‘Het liefst zou ik warmte willen voelen, een arm om me heen. Iemand die een stukje met me meeloopt.’
Als kind heeft Diederiks het niet makkelijk. Hij is geboren in IJmuiden, maar groeit op in Beverwijk. Diederiks: ‘Het ouderlijk huis was in de oorlog verwoest en dus kwamen we in Beverwijk terecht. Ik groeide op in een christelijk gereformeerd gezin, maar in Beverwijk was negentig procent van de inwoners katholiek en er was geen eigen kerk. Daarom sloten mijn ouders zich aan bij de ‘synodaal gereformeerden’. Vader besliste, want hij was hoofd van het gezin. Over gevoelens werd niet gesproken.’ Optrekken deden we alleen met mensen uit de eigen kerk, want dat hoorde nu eenmaal. Toen er in 1944 een kerkscheuring plaatsvond, gingen we alleen om met mensen uit die geïsoleerde kerkgemeenschap. We werden toen de ‘artikel eenendertigers’ genoemd, de latere Vrijgemaakten.
Wist je toen al dat je homoseksueel was?
‘Nee,’ zegt hij bedachtzaam. ‘Het woord homoseksueel kende ik niet, want in de kerk waar ik opgroeide was maar weinig openheid. ‘Ik ben er geen, ik ken er geen,’ was in die tijd beslist van toepassing. Natuurlijk, ik voelde me anders, maar kon het niet duiden. Ik was een verlegen jongen, werd op school gepest en had nauwelijks vriendjes. Bovendien was ik heel braaf.
Toch voelde ik wel degelijk dat ik ergens in afweek, want als ik in de kerk zat, kon ik mijn ogen niet van mooie jongens afhouden. Toen besefte ik: er klopt iets niet. Dus hield ik het binnen, omdat ik mezelf niet begreep en domweg niet wist dat ik homoseksueel was.’
Na de lagere school ging Diederiks naar de MULO, om vervolgens te eindigen op de Kweekschool in Bloemendaal. Tijdens de puberteit begon er langzaam iets te dagen. Om niet uit de toon te vallen, paste hij zich aan. Afwijken van de norm was niet wenselijk, maar dat kostte hem wel de nodige moeite. Diederiks: ‘Ik deed wat iedere jongen van mijn leeftijd toen deed, ik trouwde, werd vader, werkte als leraar op een school en zat zelfs in de kerkenraad.’
Dat lijkt me lastig. Hoe lang heeft dat geduurd voordat je besloot dat het zo niet langer kon?
Diederiks zwijgt even. Dan nadenkend: ‘Pas toen mijn jongste zoon uit de kast kwam, begon het te kriebelen. Mijn zoon keek erg tegen me op en vroeg aan zijn moeder of zij het me wilde vertellen. Maar ik reageerde nogal lauw, dus vroeg mijn vrouw of ik het dan niet erg vond. Tja, ik wist niet goed hoe te reageren. Want als ik eerlijk was, dan moest ik bekennen dat ook ik die gevoelens had en dat zou mijn leven op zijn kop zetten. Want waar moest ik dan heen? Ik had helemaal niemand. Dus hield ik het zolang mogelijk voor me.’
Uiteindelijk kwam Diederiks in 2013 uit de kast. Hij moest wel. Na de publicatie van zijn eerste boek ‘Schapen in schaapskleren’, dat diepgravend over homoseksualiteit, relaties en geloof gaat, was het overduidelijk dat ook hij daarmee worstelde.
‘Ik kon er niet meer omheen,’ zegt hij beheerst, ‘want toen mijn vrouw het had gelezen, stelde ze me botweg de vraag: ‘Ben je nu wel of niet homoseksueel?’
Die vraag had ze overigens al vaker gesteld, maar ik had dat altijd glashard ontkend.’ Hij zucht, neemt even de tijd en vervolgt geëmotioneerd: ‘Op dat moment lukte het me niet meer om me nog langer te verstoppen. Er brak iets in me, ik viel snikkend op mijn knieën en zei dat het zo was. Maar dat ik dat nooit eerder durfde of kon zeggen. Haar reactie verraste me, want ze vertelde dat ze het eigenlijk altijd al wist. Alleen had ook bij haar de moed ontbroken om erover te praten.’
Intussen ben je zeven jaar uit de kast. Hoe gaat het nu met je?
Diederiks laat de vraag even bezinken. Zijn stem vult zich met emotie als hij vertelt dat hij tot 71ste allerlei excuses verzon om niet te hoeven praten over wie HIJ werkelijk was. ‘Die tijd,’ zegt hij, ‘is gelukkig voorbij. Toen ik uit de kast kwam waren we bijna 50 jaar getrouwd, maar dit was geen reden om te scheiden. Ach, wat voor nut heeft het om op die leeftijd nog uit elkaar te gaan, hè?,’ vraagt hij gelaten.
‘Mijn vrouw en ik leven nu meer als broer en zus,’ legt hij uit, ‘maar ik hou nog steeds van haar. Slapen doen we helaas apart. Ik sta als eerste op, dan ga ik naar haar kamer, kus haar en vraag: ‘Hallo, lekker geslapen?’ Vervolgens haal ik brood uit de vriezer en dek de tafel. Ik ben nu eenmaal huishoudelijk ingesteld. Mijn vrouw vindt dat ik eigenlijk verpleger had moeten worden. Gelukkig weet ze het te waarderen. Soms krijg ik een vriendelijk kusje terug. Het liefst zou ik meer willen. Een arm om me heen, elkaars warmte voelen. Want hoe oud je ook bent, ieder mens voelt die behoefte. Dat zie ik als een tol die ik heb betaald door het mijn hele leven er niet over te hebben.’
Oh?
‘Natuurlijk! Ik had het graag anders gezien,’ zegt hij enigszins mistroostig, ‘maar ik had in die tijd geen enkel referentiekader. Kijk ik naar mijn jongste zoon Christiaan, dan ben ik daar jaloers op. Hij heeft een fijne relatie met zijn vriend. Terugblikkend had ik het daarom zeker anders gedaan, maar dat is een utopie. Ik ben bijna 80 en die gedachten zijn niet altijd reëel.’
Hoe geef je dan nu vorm aan je homoseksualiteit?, vraag ik behoedzaam.
‘Seksualiteit is voor mij een gepasseerd station,’ antwoordt hij openhartig,’ maar nog geen gesloten boek. De behoefte en het verlangen blijven. Het enige dat ik doe, is mezelf wat behelpen maar dat voelt onbevredigend. Je hebt het internet, de bladen, of een mooie man op televisie. Natuurlijk raakt me dat. Tot een jaar of vier geleden had ik een vriend, maar hij is helaas op 88-jarige leeftijd overleden. We hadden geen relatie, maar kwamen graag bij elkaar en koesterden die aanraking. Jammer dat ik dat nu mis. Af en toe droom ik erover en daarom hoop ik ooit nog zo iemand tegen te komen. Dat we elkaar kunnen beetpakken, omarmen en kussen.’
En de kerk?, vraag ik voorzichtig.
‘Ach ja,’ zegt hij kalm. ‘Onlangs heb ik het lidmaatschap van de kerk opgezegd. Ik kon er geen lid meer zijn, want ik voelde me medeverantwoordelijk voor het beleid, ook al zat ik niet meer in de kerkenraad. Meerdere keren is er een dominee voorgegaan die ook de Nashville-verklaring heeft ondertekend. Daar heb ik toen iets van gezegd, maar ze hebben er niets mee gedaan om onrust in de kerk te voorkomen. Het is duidelijk weggemoffeld en dat wilde ik van me afschudden.’
Schrijnend genoeg voor Diederiks hebben slechts enkelen van zich laten horen nadat hij uit de kerk stapte. Triest, want ook hij weet uit ervaring dat de kerk vol zit met LHBTI ’ers.
Dat lijkt me een zware stap,’ zeg ik daarom meelevend. ‘Betekent dit voor jou ook een afscheid van het geloof?’
‘Nee, dat niet,’ antwoordt hij onbevangen. ‘Ik heb het geloof niet vaarwel gezegd, maar het is wel duidelijk veranderd. Nu probeer ik vooral de betekenis achter de Bijbelverhalen te ontdekken. Want de verhalen zelf neem ik niet letterlijk meer. Dat zeg ik natuurlijk niet hardop, want dat mag niet. Maar Jezus die over het water liep, tsja…’
Heb je dan nog wel een lijntje met boven?
Hij is een moment stil, aarzelt even, maar antwoordt vervolgens vastbesloten: ‘God is voor mij een groot mysterie. Dat geldt ook voor Jezus. Natuurlijk heeft Hij prachtige dingen gezegd, maar ik val niet meer op mijn knieën om hen aan te roepen. Ze zijn te veraf, te onbegrijpelijk. Toch blijf ik geloven dat uiteindelijk alles goedkomt. Daar vertrouw ik op.’
Herkenbaar, beaam ik. En omdat ook ik vanwege mijn gereformeerde opvoeding lang heb geworsteld met de angst voor de dood, vraag ik hoe dat nu bij hem is.
‘Ik ben niet bang meer voor de dood,’ zegt hij monter, ‘want ik heb rust gevonden. Hoewel ik ben opgegroeid met het principe hemel of hel, weet ik dat het nu niet meer belastend voor me is. Dit komt vooral door een droom waarin duidelijk werd dat ik er net zo goed bij hoor. Het hele idee van hemel en hel heb ik daarom losgelaten. Want mijns inziens zal het met alle mensen van alle tijden hetzelfde aflopen. “Stof zijt gij, tot stof zult gij wederkeren”. Die tekst ken je toch wel? Nou, dat stofje zijn we allemaal. Het ene stofje hoeft zich niet te verheffen boven de ander. In the end zijn we allemaal gelijk!’
Is dat de reden dat je ‘Oudroze’ hebt geschreven?
‘Ja!’ roept hij uit. ‘Het is een schreeuw om aandacht: kijk naar mij! Tegelijk is het een aanklacht tegen de kerk: door jullie ben ik zo geworden. Jullie hebben niets van dat onderwerp willen weten, maar zijn het uit de weg gegaan, met als gevolg dat veel mensen ongelukkig zijn geworden.’
‘Maar er is ook een andere reden,’ vervolgt hij bewogen, ‘want van mensen zoals ik, lopen er honderden in Nederland rond. Die zijn net als ik getrouwd, maar houden het binnenskamers. Want ‘dankzij’ de kerk waarin ze zijn opgegroeid, durfden ze daarmee destijds niet naar buiten te komen. En misschien nog steeds niet. Heus, ik ken ze. Ik heb in de kerkenraad gezeten en veel verhalen gehoord. Maar ook mensen die ik wat beter ken en waar ik zo mijn vraagtekens bij heb.
Daarom vind ik dat iedereen moet weten hoe het is om homoseksueel te zijn en op te groeien in een gemeenschap die er zo afwijzend tegenover staat. En dat zeg ik zónder rancuneus te willen zijn.’
Om er ten slotte vastberaden aan toe te voegen: ‘Het is mijn grote wens dat alle LHBTI ’ers door de kerk onvoorwaardelijk worden geaccepteerd. Want welke kerk je nu ook binnenstapt, er worden vaak allerlei beperkingen opgelegd. De Remonstranten en Doopsgezinden zijn de enige kerken waar ook homostellen een gelijkwaardige kerkelijke zegen kunnen ontvangen. Dat zou ik graag overal zien. Maar dat is een lange weg, want zelfs in de Protestantse Kerk in Nederland bestaat dat nog niet. De kerkelijke inzegening is er nu alleen voor mannen en vrouwen. Daarnaast is er de zegening. Daarmee hoopt men natuurlijk mensen met tegengestelde opvattingen tevreden te stellen. Ik vind dat echter niet genoeg. Sterker nog, het is ongelijkwaardig!’
En voor jezelf? Heb je ook voor jezelf een wens?
‘Goeie vraag!’ glimlacht hij. ‘Hopelijk kom ik nog eens een man tegen van dezelfde leeftijd met wie ik kan optrekken. Samen wandelen of fietsen lijkt me heel fijn. Ik heb nu twee kennissen met wie ik dat soort activiteiten onderneem. Af en toe bellen ze me: ‘Zullen we samen een eindje wandelen?’ Het zijn heteromannen hoor, maar wel met veel begrip voor mijn situatie. Maar hoe fijn ook, het liefst zou ik met een homoseksuele man uit wandelen gaan of samen naar een orgelconcert gaan,’ mijmert hij. ‘Iemand die gewoon een stukje met me meeloopt en begrijpt hoe ik me voel.’
In 'Oudroze' vertelt de nu 80-jarige Jacob Diederiks over zijn leven als homo in een heterorelatie, huisvader, leerkracht op school en ouderling in de kerk, over hoe het is te leven in een gesloten gemeenschap en pas na zijn zeventigste uit de kast te komen. Het boek vind je terug in onze boekenlijst op www.wijdekerk.nl/uitgelezen en is via de link te bestellen.
Komentarze